Ambroz-Vallei / Land Van Granadilla - Caparra
para el Ambroz-Vallei / Land Van Granadilla - Caparra
Ligging en bereikbaarheid
De Valle del Ambroz (Ambroz-vallei) ligt in het centrum van het noordelijke deel van de provincie Cáceres, aan de zuidkant en de noordkant omgeven door de uitlopers van de Gredos en ten westen door de rivier de Alagón. De rivier de Ambroz, die de streek zijn naam gegeven heeft, doorkruist deze van noordoost naar zuidwest. Dankzij de grote hoogteverschillen, vinden we er een grote verscheidenheid aan ecosystemen van de boomweides van de vlakke gedeelten, tot de hoge bergen. De bereikbaarheid van de gehele Ambroz-vallei is goed, dankzij de snelweg A-66 die door het gebied loopt, van noord naar zuid. De snelweg wordt ook wel de “Zilverroute” genoemd, omdat hij parallel loopt aan deze oude Romeinse weg. De A-66 komt Extremadura in het noorden binnen via de schilderachtige Béjarpas, en verlaat de Ambrozvallei in het zuiden, in Plasencia.
Beschrijving van de route
De route de we hier aanraden, bestaat uit twee aparte stukken. Eén daarvan is de Honduras-pas, een bergroute die begint in Hervás, en een andere door de boomweides en langs de Romeinse ruïnes van Cáparra en het Gabriel y Galán-stuwmeer. De klim naar de Honduras-pas loopt via een smalle weg, met vele bochten en weinig verkeer, waardoor we langzaam kunnen rijden en af en toe langs de weg kunnen stoppen, zonder risico. We klimmen van 700m, de hoogte in Hervás, tot 1.430m op de pas. Onderweg komen we door verschillende hoogtezones of “gordels” met ieder hun eigen begroeiing, van eiken en kastanjebomen in Hervás tot de hoger gelegen bremstruiken. De route begint in Hervás, waarvandaan we de weg richting Cabezuela del Valle nemen, die we de rest van de route niet meer zullen verlaten. We zullen vooral bosvogels tegenkomen (sperwer, havik, wespendief, dappelvink, wielewaal, kleine bonte specht, boomkruiper, boomklever, gaai, grote lijster, bonte vliegenvanger, bergfluiter), bergvogels (vale gier, slechtvalk, steenarend, rode en blauwe rotslijster, zwarte roodstaart, grijze gors) en struikvogels, (grasmus, Provencaalse grasmus, ortolaan, blonde tapuit, boomleeuwerik). De klim met de auto kan uitgebreid worden met stukken lopen in het bos of in de bergen. Eenmaal boven, kunnen we kiezen voor terugkeren naar Hervás, of afdalen naar de Jerte-vallei via soortgelijke landschappen, hoewel zonder kastanjebomen.
Het tweede gedeelte van de route loopt door een heel verschillend habitat: de “dehesa” (boomweide). Het vertrekpunt is de afslag van de A-66 naar Guijo de Granadilla en de dam van het Gabriel y Galán stuwmeer, naast het verlaten treinstation van Villar de Plasencia. Let goed op de toegangsborden tot dit kleine weggetje, want er is geen directe toegang. Eenmaal op weg, komen we door een typisch boomweide, waar we in de winter de kraanvogel kunnen zien en de rest van het jaar de blauwe ekster, de hop, en andere soorten het hele jaar door. Boven in de elektriciteitsmasten zien we ontelbare ooievaarsnesten, en enkele ravennesten (soms ingenomen door torenvalken), hoewel de elektriciteitsmaatschappijen recentelijk zijn begonnen deze te verwijderen. Een soort die hier huist, hoewel niet in grote getale, is de scharrelaar, die vaak op kabels of gebouwen zit. Op 4,4km van het begin, aan de linkerkant, vinden we een andere weg, die voert naar een veedrinkpoel (let op, want vlak daarvóór is een andere weg naar links, die moeten we niet in slaan). We bevinden ons nu in Fresnedillas, waar we zwarte ooievaars kunnen zien (het hele jaar); doortrekkende lepelaars en grote zilverreigers, kieviten,
kraanvogels en goudplevieren in de winter, en in de lente scharrelaars en rotsmussen. Desalniettemin is de aanwezigheid van al deze soorten onregelmatig en incidenteel. Terugkerend naar de vorige weg, vervolgen we onze tocht langs de Romeinse ruïnes en boog van Cáparra, richting de dam van het Gabriel y Galán-stuwmeer. Daarna steken we de rivier de Ambroz over en komen we in een gebied zonder bomen, waar ´s winters de griel en de goudplevier te zien zijn, evenals de kraanvogel en de grijze wouw. We blijven steeds op dezelfde weg, tot het einde van de EX-205, naast de dam van het Gabriel y Galán-stuwmeer. Hier is het aan te raden vanaf de dam rond te kijken (er is een groot parkeerterrein aan de rechterkant), waar stroomafwaarts een kolonie blauwe reigers te zien is in de populieren, waar ´s winters bovendien de aalscholver slaapt (met een beetje geluk zien we hier ook de zwarte ooievaar en de visarend), en over het stuwmeer zelf zien we de uitgestrekte watervlakte. Om watervogels te zien, is de staartvan het meer aan de zuidoostkant de beste plek, omdat we hiervandaan het schiereiland kunnen zien waar de Watersportvereniging vroeger zat (en wat nu een sportcomplex is). Dit is een ideale plek om kraanvogels en meeuwen richting hun slaapplekken te zien vliegen en om eenden, ganzen en futen te zien in de winter periode. Aan de noordkant van het meer, broedt de monniksgier, die eenvoudig waar te nemen is. Tot slot was dit de beste plek van Extremadura voor de Pardellynx.
Ornithologische waarde
De diversiteit van de Ambroz-vallei, biedt de mogelijkheid om in een relatief klein gebied zowel bosvogels, als bergvogels, als struikvogels, als weilandvogels, akkervogels, als watervogels te zien. Over het algemeen komen hier weinig vogelliefhebbers, met name doordat ze niet weten dat het er is. Er huizen geen grote populaties van bekende soorten, maar de diversiteit is groot, en bovendien vinden we hier een groot aanbod van cultuurhistorische monumenten en mooie landschappen.
Seizoenskenmerken
De hier voorgestelde routes kunnen op ieder moment van het jaar bezocht worden, tijdens één of meerdere bezoeken. De klim naar de Honduraspas is eenvoudiger te doen in de lente of in de zomer, van maart tot september, vooral tussen mei en juli. Echter, de beste tijd van het jaar om langs de boomweides te trekken, en vooral om de kraanvogel en watervogels in het stuwmeer te zien, is tijdens de wintermaanden.
Overige natuurlijke en culturele waarde
De Ambroz-vallei biedt bezoekers een veelheid aan prachtige landschappen, met als mogelijke uitstapjes de omgeving van La Garganta, de dennenbossen van Granadilla, of de boomweides van Oliva de Plasencia. In de streek zijn verscheidene bijzondere bomen te vinden, te weten de berk, op de Honduraspas (bijna helemaal boven, aan de noordkant), de pyreneese eik van de Acarreadero in Cabezabellosa (de grootste van de regio), de enorme tamme kastanjes van Casas del Monte en Segura de Toro en de kurkeik van La Fresnada in Aldeanueva del Camino. Wat betreft de monumenten zijn vooral bijzonder: het complex in Hervás, en speciaal de joodse wijk en de kerken; de Romeinse ruïnes van Cápparra (met vertaalcentrum); het paleis van de Hertogen van Alva in Abadía; het badencomplex van Baños de Montemayor; het dorp La Garganta en het verlaten en ommuurde dorpje Granadilla, omgebouwd tot educatief centrum (informeer naar de openingstijden). Typische producten van deze streek zijn de kersen en tamme kastanjes, de aardbeien van Casas del Monte, geitenvlees, forel, de worsten en de traditionele lokale huiswijnen.
Bekende feesten zijn “El Otoño mágico” (de Magische Herfst), dat in november in de hele streek gevierd wordt. In sommige dorpen is ook het carnaval het bezichtigen waard en in Hervás worden in juli joodse theaterstukken opgevoerd.