1. Extremadura en de vogels
  2. Grasweides en niet bevloeide bouwlanden

Grasweides en niet bevloeide bouwlanden

 

Grasweides en niet bevloeide bouwlanden

Aanbevolen periode: LENTE EN WINTER

De grasweides zijn de laatste fase in de aftakeling van het Mediterraanse bos, wanneer de meeste bomen en de bijbehorende struik- en heestersoorten zijn verdwenen. Het is vaak moeilijk te geloven dat in andere tijden deze gebieden zo dicht begroeid waren. Het betreft meestal erg uitgestrekte zones met een eigenaardig vlaktelandschap. In het algemeen worden deze grasweides in gebruikt voor de niet bevloeide teelt van graangewassen, voornamelijk koren, gerst of haver.

Vele vogelsoorten vinden hier een ideale habitat om zich voort te planten. Andere vogelsoorten worden vooral aangetrokken door de overvloed aan voedsel, maar bouwen hun nesten op rotstoppen, in bossen of in weilanden.

De meest representatieve vogelsoort van de grasweides is de grote trap, met een populatie in Extremadura van meer dan 6.500 exemplaren. Hun spectaculaire paringsritueel is een van de voornaamste bezienswaardigheden van het plaatselijke vogeltoerisme. In deze vlaktehabitat komen ook andere vogels voor, zoals de kleine trap, de witbuikzandhoen, de zwartbuikzandhoen, de vorkstaartplevier, de steenuil en de griel.

In de graanvelden vestigen zich heeldere koloniën van de grauwe kiekendief, soms in het gezelschap van koppeltjes bruine kiekendieven en, hoewel eerder zeldzaam, blauwe kiekendieven.

In de landhuizen nestelt vaak de scharrelaar of vestigen zich koloniën van de kleine torenvalk. Deze beide vogelsoorten zijn ook de voornaamste inwoners van de honderden kunstmatige nestkastjes die werden aangebracht op de elektriciteitspalen van de streek.

Net zoals in de weilanden, maakt de overvloed aan ekstersook de aanwezigheid mogelijk van hun broedparasiet de kuifkoekoek.

De vogelgemeenschappen zijn hier erg talrijk, met onder meer populaties van de theklaleeuwerik, de kuifleeuwerik, de kalanderleeuwerik, de kortteenleeuwerik, de duinpieper, de graszanger, de blonde tapuit, de klapekster en de grauwe gors. Dit is de habitat bij uitstek van de rode patrijs en soms ook van de kwartel.

In de winter neemt de algemene vogelpopulatie hier nog toe, met de aanwezigheid van nieuwe vogels die uit het noorden komen. Dit is het geval van de kraanvogel, de goudplevier, de kievit, de blauwe kiekendief, het smelleken, de graspieper, de veldleeuwerik, de putter of de witte kwikstaart.

Dankzij het overvloedige voedsel komen hier ook andere interessante vogelsoorten naartoe, die hun nesten in erg andere habitats bouwen. Dit is het geval voor de spaanse keizerarend, de havikarend, de steenarenden de slangenarend of aasetende vogels die worden aangetrokken door de enorme veekuddes, zoals de vale gier, de monniksgier en de aasgier.

De ZEPA met de grootste oppervlakte aan grasweiden en bouwlanden zijn "La Serena" "Llanos de Cáceres", "Llanos de Trujillo", "Magasca", "Llanos de Alcántara y Brozas" en "Campiña Sur y Embalse de Arroyo Conejo". Ook bepaalde gebieden binnen de "Dehesas de Jerez", "Llanos y complejo lagunar de La Albuera" en "Llanos de Zorita y Embalse de Sierra Brava" zijn erg belangrijk.