La Serena en Sierra de Tiros
La Serena en Sierra de Tiros
Ligging en bereikbaarheid
La Serena is een in het oosten van de provincie Badajoz gelegen streek, en de uitgestrekte graslanden die in het landschap overheersen, vormen één van haar belangrijkste identiteitskenmerken. De rivier de Zújar en haar zijrivieren doorklieven deze glooiende schiervlakte van leisteen. Aan de zuidkant en de oostkant van deze schiervlakte liggen gebergtes die niet hoger zijn dan 950m, en die dichtbegroeid zijn met mediterrane bossen en struikgewas.
Om dit gebied te bezoeken, volgen we de EX-104 naar Villanueva de la Serena. Deze weg komt door de belangrijkste plaatsen van deze streek: La Coronada, Campanario,Castuera en Cabeza del Buey. Het gebied is ook te bereiken via de N-430, via Acedera (BA-105 richting Orellana la Vieja), Navalvillar de Pela (EX-115 richting Orellana la Vieja) of Casas de Don Pedro (BA-137 richting Talarrubias en Puebla de Alcocer).
Beschrijving van de route
De route is zo´n 77 kilometer lang, waarvan 53 via goede asfaltwegen met weinig verkeer, en de overige 24 lopen over onverharde wegen die met een gewone auto ook goed begaanbaar zijn.
Route 1. Van Campanario tot de EX035. Deze route begint in de plaats Campanario, waar we over de EX104 naartoe zijn gereden vanuit Villanueva de la Serena. Vlak voordat we het dorp binnenrijden, gaan we naar links op de kruising met de EX-349, die ons naar het La Serena-stuwmeer zal brengen. Na 850 meter komen we op de kruising met de EX-115 richting Orellana la Vieja, maar wij gaan rechtdoor en blijven op deze weg, terwijl we één van de mooiste steppegebieden van La Serena inrijden. Eerst komen we langs de Ermita de Piedra Escrita (km 5,5), daarna over de rivier de Guadalefra (km 6,1) en uiteindelijk komen we op de EX-103. Hier gaan we linksaf richting Orellana la Vieja en Puebla de Alcocer, tot we na 1200m rechtsaf de BA-035 op gaan. Na zo´n 3 kilometer gaan we over de staart van het stuwmeer heen en nog eens 3 kilometer verder komen we bij een kruising waar we rechtsaf gaan richting Cabeza del Buey (weg blijft BA-035 heten).
Route 2. Van de BA-035 naar de Ermita de Belén. Deze route is 22 km lang en bestaat uit één lang rechte weg die geheel tussen graslanden en akkers loopt. De weg wordt wel de “Carretera de las Golondrinas “ (Weg van de Zwaluwen) genoemd. Aan het einde van de weg komen we opnieuw op de EX-104 die we volgen in de richting van Castuera. Na 3,7 km en eenmaal door het dorpje Almorchón heen, zien we aan de rechterkant een afslag naar de Ermita de Belén.
Route 3. Van de Ermita de Belén naar Castuera. Vanaf de Ermita de Belén gaat de route verder, meer dan 25 km over een onverharde weg, die we volgen, steeds rechtdoor. De eerste 5,5 km lopen parallel aan een spoorlijn, daarna wijkt het pad daarvan af en loopt verder tussen de graslanden in de schaduw van de bergen. Het pad komt in Castuera uit op de EX-104, naast de begraafplaats van dit dorp.
Ornithologische waarde
La Serena is zonder twijfel één van de meest waardevolle steppegebieden van het Iberisch Schiereiland, zowel wat betreft oppervlakte als wat betreft het belang van z´n habitats en de soorten die er te vinden zijn. De karakteristieke vogels van graslanden en niet bevloeide akkers zijn hier in ruime mate vertegenwoordigdVan sommige soorten zijn zelfs zeer grote populaties aanwezig die van groot belang zijn voor behoud van betreffende soorten. Om deze en andere redenen, is dit gebied uitgeroepen tot Vogelrichtlijngebied (ZEPA). Het is zelfs het grootste beschermde gebied van Extremadura, met meer dan 150.000ha.
Op de routes 1 en 2 krijgen we veel mogelijkheden om steppevogels te zien, omdat we op deze routes door gebieden met geschikt grasland komen. De theklaleeuwerik, die veel meer voorkomt dan de kuifleeuwerik in dit gebied, is één van de meest voorkomende soorten enzal ons de hele weg vergezellen. We zullen gemakkelijk vele vogels kunnen zien zitten op de hekken, draden, kabels, de stenen muurtjes en de “hondentanden” (streeknaam voor de kwartsietstenen die uit de grond steken en die in sommige gevallen meer dan 2 m hoog zijn), zoals de blonde tapuit, de zuidelijke klapekster, de grauwe gors, de hop, de steenuil en de rode patrijs. Doordat er geen bomen in het gebied staan, gebruiken de vogels de elektriciteitsmasten en –kabels des te meer en hierop zien we dan ook regelmatig kleine torenvalken, torenvalken, buizerds, slangenarenden en scharrelaars. Op de graslanden verraadt de kalanderleeuwerik zijn aanwezigheid met zijn zang en snelle vlucht en, in sommige gebieden, voornamelijk braakliggende en geploegde gronden is het ook mogelijk de kortteenleeuwerik te zien. Vanwege het ontbreken van bomen, moeten we ons vooral concentreren op de pitrus-, bies- en thijmplanten, of de struiken (brem, wilde olijfbomen, meidoorn, wilde perenbomen, braamstruiken), waar we andere soorten kunnen vinden, zoals de putter, de kneu, de graszanger, de roodborsttapuit, de Orpheusspotvogel, de brilgrasmus, dekleine zwartkop, de Orpheusgrasmus, en de rosse waaierstaart(de laatste twee met name daar waar wilde olijfbomen staan). In sommige graanvelden vestigen zich kolonies grauwe kiekendieven, waarbij we ook paartjes van de bruine kiekendief kunnen aantreffen.
Op beide trajecten komen ook vele witbuik- en zwartbuikzandhoenders voor, twee soorten die bij steppegebieden horen, hoewel we om deze vogels te kunnen zien wel even de auto stil moeten zetten om ze te horen tijdens hun vlucht; hun gezang is luid en makkelijk te herkennen. Tijdens het vallen van de avond kunnen we gemakkelijk grielen horen en zien, evenals nachtzwaluwen, waarvan er veel meer zijn dan we ons kunnen voorstellen. Op ieder moment tijdens onze route zouden we ineens een grote trap kunnen zien, vooral op het stuk van de BA035, waar in de lente vele exemplaren staan te pronken met het prachtkleed dat ze in het broedseizoen tooien. De kleine trap is meer verspreid over het gebied aanwezig en tijdens het broedseizoen dienen we ze te zoeken op plekken waar graan verbouwd wordt en op de graslanden met weinig vee. Ze zijn eenvoudiger te vinden als we goed op het geluid letten dat de mannetjes maken als ze hun territorium afbakenen.
Rond de rivieren en beken waar we onderweg langskomen, kunnen we soorten zien als wilde eend, kleine plevier, witgat, oeverloper, ijsvogel en witte kwikstaart. Bij de grotere rivieren (de Zújar en de Guadalefra) kunnen we ook de kleine zilverreiger, de dwergstern, de kokmeeuw en dekleine mantelmeeuw aantreffen. Tijdens de zomermaanden verzamelen veel verschillende soorten zich rond die meertjes en poelen waar nog water in staat en hun observatie is dan ook zeker de moeite waard.
De boerderijen en schuren zijn ook interessante plekken voor de vogels, omdat de openingen en de daken voor velen van hen nestelmogelijkheden bieden. Rond deze plekken zitten veel kolonies kleine torenvalken en ook ooievaars, steenuilen, dwergooruilen, scharrelaars, kauwen, hoppen, zwarte spreeuwenen zelfs Alpenkraaien. Ook koereigers zijn vaak te zien bij stallen en hokken, altijd in de buurt van het vee.
Tijdens de trek komen er zeer veeltapuiten, blonde tapuiten, papen, fitissen en duinpiepers voor. De meest spectaculaire verandering in de avifauna doet zich echter in de winter voor, wanneer de graslanden overspoeld worden door grote populaties van soorten als goudplevier, kievit, blauwe kiekendief, graspieper, veldleeuwerik en witte kwikstaart. Sommige van de standvogels groeperen zich in deze periodeen verplaatsen zich in zwermen, zoals de spaanse mus, de putter, de kneu en de kalanderleeuwerik. De kraanvogel, hoewel meestal te vinden in de boomweides, gebruikt kleine plassen midden in de graslanden als slaapplek.
Route nr. 3 begint bij de Ermita de Belén en loopt door graslanden en akkers, maar biedt ons voor het grootste gedeelte uitzicht op de schaduwkant van de Sierra de Tiros, die zich uitstrekt van de omgeving van Almorchón tot Castuera. De bergen zijn dichtbegroeid; op sommige plekken groeit mediterraan bos (met steen- en kurkeiken), op andere plekken domineren de struwelen van zonneroosjes en op het laagste gedeelte vinden we vooral open dehesas. Op de toppen zien we de opvallende kwartsietrotsen. Dit ingewikkelde samenspel van habitats verrijkt de samenstelling van de vogelpopulatie aanzienlijk, en er zijn dan ook zowel typische bosvogels te zien (zwarte wouw, buizerd, dwergarend, grote bonte specht, grote lijster, nachtegaal, gaai, blauwe ekster, roodkopklauwier, winterkoning, rotsmus, vink en appelvink) als rotsvogels, zoals de blauwe rotslijster, de zwarte tapuit, de rotszwaluw en de alpenheggenmus (in de winter). De bergen zijn zeer belangrijk als broedgebied voor de havikarend, steenarend, aasgier, vale gier, oehoe, slechtvalk en zwarte ooievaar, soorten die in de wanden van de kwartsietrotsen een veilige nestgelegenheid vinden terwijl ze in de steppegebieden hun eten zoeken.
Seizoenskenmerken
Deze route zal ons op geen enkel moment van het jaar teleurstellen, maar in de lente en in de winter kunnen we hier de meeste vogels zien. In de zomer zijn de vogels bij het ochtendgloren heel actief en kunnen we de uren midden op de dag beter vermijden. De in augustus goudkleurende graslanden zijn ook spectaculair om te zien. We dienen tijdens deze route niet van de wegen en de paden af te gaan, en niet op de graslanden of de akkers te komen. In de lente dienen we extra voorzichtig te zijn, omdat we anders de in deze habitats nestelende vogels kunnen verstoren. Als we groepen baltsende grote trappen zien, kunnen we beter op afstand blijven.
Overige natuurlijke en culturele waarde
In Castuera staat het Centro de Interpretación de la Naturaleza “Comarca de La Serena” (Bezoekers- en informatiecentrum van de streek La Serena), waar we verschillende informatieborden en leerzame audiovisuele uitleg vinden. Het staat naast het Museo del Turrón (Noga-Museum) –noga is een typisch product uit deze regio-, dat zeker een bezoek waard is. In Castuera vinden we verder enkele kaasmakerijen waar op traditionele wijze en met ongekookte melk van Merinoschapen de beroemde, officieel erkende “Queso de La Serena” wordt gemaakt.
Aan het einde van de route kunnen we via de EX-104 richting Cabeza del Buey rijden en de kastelen van Benquerencia de la Serena en Almorchón bezoeken (Almohadische oorsprong, 12e-13e eeuw), en we kunnen zelfs doorrijden tot we bij het kasteel van Zarzacapilla komen. Dankzij de prachtige ligging van deze kastelen, kunnen we hier genieten van uitzonderlijke panoramische uitzichten. Na Benquerencia de la Serena komen we in Puerto Mejoral, een klein dorpje waar ADENEX (de vereniging voor natuurbescherming in Extremadura) een Aula de Naturaleza en een schitterend vogelobservatiepunt heeft om kraanvogels te observeren tijdens het vallen van de avond, wanneer ze van de dehesas richting hun slaapplaatsen trekken.